Gietijzeren ornamentiek: omarming of verwerping? – Iris de Baat

Geschreven door Iris de Baat

Gietijzeren straatlantaarns, vuilnisbakken, bankjes en hekken: ze zijn tegenwoordig niet meer weg te denken uit het straatbeeld. Toch is het pas sinds het begin van de negentiende eeuw dat publieke ruimtes in steden werden ingericht met straatmeubilair. Door de opkomst van straatmeubilair werden steden veiliger en schoner, maar vooral ook mooier door de ornamenten op de gietijzeren voorwerpen. Een sprekend voorbeeld daarvan is de stad Florence, waar gieterij Il Pignone  vanaf 1842 rijkelijk gedecoreerde lantaarnpalen en andere straatmeubels maakte. Hoe dat gietijzer destijds werd ontvangen, beschreef ik in mijn bachelorscriptie ‘Gietijzeren ornamentiek: omarming of verwerping?’, die werd genomineerd voor de VU Facultaire Scriptieprijs 2018.

blogiris2Als je er eenmaal op gaat letten, dan zul je ontdekken dat er in veel steden prachtige straatmeubels te vinden zijn.  Een deel van dat straatmeubilair resteert nog uit de negentiende eeuw en is gemaakt van gietijzer. Gietijzer werd al eeuwen gebruikt voor het maken van gebruiksvoorwerpen, maar pas in de negentiende eeuw werd het op een artistieke manier toegepast in het rijkelijk gedecoreerde straatmeubilair. Dat kwam door technologische ontwikkelingen uit de periode van de Industriële Revolutie die zorgden voor een sterkere samenstelling, waardoor er steeds meer met gietijzer geëxperimenteerd werd (denk ook aan Paxton’s Crystal Palace!). In de snel groeiende steden bleek gietijzer geschikter dan traditionele bouwmaterialen om de openbare ruimtes te voorzien van straatmeubilair. Mallen waarin het ijzer gegoten kon worden waren al gauw overal beschikbaar en konden worden hergebruikt, waardoor de productiesnelheid omhoog ging. Ook was het materiaal goed bestendig tegen gure weersomstandigheden. Een groot enthousiasme kwam uit de hoek van de bourgeoisie, die het zag als een middel om de straten te versieren en in de decoratie te verwijzen naar periodes van bloei. In Florence werden de leeuw en lelie ingezet door gieterij Il Pignone als symbool voor de bloei en macht van de stad.

Tegelijkertijd kwam de massaproductie van decoratieve gietijzeren ontwerpen onder vuur te liggen door contemporaine architecten. Met name criticus John Ruskin sprak zich expliciet uit tegen de decoratieve toepassing van gietijzer. Zijn commentaar in het essay The Seven Lamps of Architecture (1849) is een genot om te lezen. “No ornaments […] are so cold, clumsy, and vulgar, so essentially incapable of a fine line or shadow, as those of cast-iron […], I feel very strongly that there is no hope of the progress of the arts of any nation which  indulges in these vulgar and cheap substitutes for real decoration,” schreef Ruskin verafschuwend. Ruskin vond dat een ornament van gietijzer vergelijkbaar was met een nepjuweel: dat hoort niet geproduceerd te worden. Hoewel de decoratieve toepassing van gietijzer in de praktijk een succes was, ontbreekt een theoretische reflectie in de literatuur. De contemporaine architecten en critici voerden een discussie die gericht was op de esthetische waarde van gietijzer, waardoor ze geen oog hadden voor de praktische waarde ervan.
blogiris3
Met mijn bachelorscriptie heb ik geprobeerd om de receptie van gietijzeren straatmeubilair in Florence door gieterij Il Pignone van twee kanten te belichten, namelijk vanuit de theorie en vanuit de praktijk (door de ogen van de bourgeoisie). De Italiaanse literatuur die daarbij benodigd was, was een flinke kluif voor mij, maar ik hoop dat mijn scriptie en stapje in de goede richting zet om de artistieke waarde van gietijzer in het negentiende-eeuwse straatbeeld door nieuwe ogen te zien.

Iris

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.